Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Telefonische consultatie PZ. Veranderingen en trends

Rolf Snijders
Al zo'n twintig jaar kunnen zorgverleners een consultatieteam palliatieve zorg bellen als ze een advies willen in de behandeling of begeleiding van een palliatieve patiënt. Welke veranderingen zijn er in die tijd te duiden in deze telefonische consultatie?
Bij de zorg voor palliatieve patiënten kunnen zich situaties voordoen die bij de zorgverlener tot vragen of twijfel leiden. De zorgverlener kan deze vragen voorleggen aan een telefonische-consultatieteam in zijn of haar regio, waarna een consulent, een in palliatieve zorg gespecialiseerde arts of verpleegkundige een advies geeft (zonder de zorg over te nemen). De telefonische-consultatieteams palliatieve zorg hebben als doel door kennisvermeerdering en -bekrachtiging van de zorgverlener zo goed mogelijke zorg voor de patiënt en diens naasten te bieden. Deze telefonische-consultatieteams vormen een landelijk dekkend netwerk (zie kader). De teams zijn 24/7 bereikbaar. Consultvragen en wat tijdens de consulten wordt besproken, worden sinds 2004 door consulenten in het landelijk registratiesysteem (PRADO) geregistreerd.
De telefonische consultatie wordt landelijk dekkend 24/7 aangeboden door meer dan 300 consulenten uit meer dan dertig consultatieteams. Er is nu één landelijk telefoonnummer (088-6051444). Als de consultvragen belt, krijgt deze het verzoek de postcode door te geven. Via de postcode komt de consultvrager uit bij het regionale consultatieteam.

Ontwikkelingen

Sinds de oprichting van de telefonische consultatie zijn er veel ontwikkelingen in de palliatieve zorg (geweest). Waar de palliatieve zorg zijn oorsprong vindt in de oncologische zorg is er door de jaren heen meer aandacht gekomen voor patiënten met een andere aandoening dan kanker.1-3 Ook neemt de vraag naar palliatieve zorg toe doordat mensen ouder worden. Verder zijn nieuwe vormen van consultatie ontstaan en zijn er tal van nieuwe richtlijnen gepubliceerd.4-7 Deze ontwikkelingen zijn mogelijk van invloed geweest op de telefonische consultatie in Nederland. Daarom was het doel van onze studie om inzicht te krijgen in de karakteristieken en veranderingen in de telefonische consultatie in Nederland, in de periode 2004-2019. In totaal hebben we 83.554 telefonische consulten, betreft 73.833 unieke patiënten, geanalyseerd. Om inzicht te krijgen in de ontwikkelingen over de tijd, hebben we drie tijdsperiodes gedefinieerd en vergeleken: tijdsperiode 1 (2004-2008), tijdsperiode 2 (2009-2013) en tijdsperiode 3 (2014-2019). Per trend geven we hier de inzichten en mogelijke verklaringen voor de geconstateerde ontwikkelingen. We constateerden drie trends.
Trend 1: Afname in het aantal telefonische consultvragen

De resultaten laten zien dat het aantal telefonische consultvragen per jaar vanaf 2014 licht daalt. Het gemiddeld aantal consultvragen in tijdsperiode 2 (2009-2013) was 5.524. Dit aantal is gedaald naar 5.262 in tijdsperiode 3 (2014-2019). Een opvallende daling, omdat met het oog op de toenemende vraag aan palliatieve zorg er eerder een stijging verwacht zou worden. Er zijn meerdere factoren die mogelijk van invloed zijn op de daling in het aantal telefonische consultvragen. Een van de mogelijke oorzaken is de oprichting en ontwikkeling van nieuwe vormen van consultatie, zoals de oprichting en toename van het aantal PaTz-groepen (palliatieve thuiszorg).6 Ook zijn alle Nederlandse ziekenhuizen die oncologische zorg bieden sinds 2017 verplicht een eigen palliatief consultatieteam te hebben. Dit is vastgesteld in het SONCOS-normrapport van 2014.7 Hierdoor kan het zijn dat zorgvragen die eerder aan de telefonische-consultatieteams werden voorgelegd, nu in het ziekenhuis zelf worden besproken. Tevens kan toegenomen kennis over palliatieve zorg bij de generalistische zorgverlener hebben bijgedragen aan het lagere aantal telefonische consultvragen per jaar. Door de jaren heen is er meer aandacht gekomen voor de palliatieve zorg en zijn er verschillende initiatieven gestart om de kennis van palliatieve zorg bij generalistische zorgverleners te vergroten. Hierdoor kan het zijn dat er minder vaak naar de telefonische-consultatieteams wordt gebeld, maar wanneer er een consultvraag wordt gesteld deze een meer complexe casus betreft.

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs12479-022-0980-z/MediaObjects/12479_2022_980_Fig1_HTML.jpg
Adobe Stock/Matthias Stolt
Trend 2: Toename consultvragen voor niet-oncologische patiënten

In lijn met een bredere ontwikkeling binnen de palliatieve zorg zien we een stijging in het percentage niet-oncologische patiënten waarvoor een consultvraag wordt gesteld. In 2004 was het percentage niet-oncologische patiënten 9 procent, dat geleidelijk is gestegen naar 24 procent in 2019 (figuur 1). Naast de overeenkomst met de algemene ontwikkeling in de palliatieve zorg kan ook de publicatie van richtlijnen voor niet-oncologische ziektebeelden zoals COPD, hartfalen en dementie hebben bijgedragen aan hernieuwde aandacht, en daaruit volgende telefonische consultvragen.

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs12479-022-0980-z/MediaObjects/12479_2022_980_Fig2_HTML.jpg
Figuur 1: Diagnose patiënt oncologisch en niet-oncologisch (2004-2019)

 

https://static-content.springer.com/image/art%3A10.1007%2Fs12479-022-0980-z/MediaObjects/12479_2022_980_Fig3_HTML.jpg
Figuur 2 Verblijfplaats patiënt tijdens het consult (2004-2019)
Trend 3: Toename consultvragen voor patiënten in het ziekenhuis

Uit de resultaten komt naar voren dat consultvragen voornamelijk door artsen worden gesteld (90%), waarvan het merendeel (86%) huisarts is. Wel zien we een toename in het percentage consultvragen gesteld voor patiënten die in het ziekenhuis verblijven. Vergeleken met tijdsperiode 2 (2009-2013) nam het percentage consultvragen in tijdsperiode 3 (2014-2019) toe, respectievelijk van 4 naar 8 procent (figuur 2). Ondanks de toename van het aantal consultatieteams palliatieve zorg in de ziekenhuizen, is maar een klein deel van deze teams 24 uur per dag beschikbaar.8 Hierdoor is het mogelijk dat een deel van de vragen toch aan de telefonische- consultatieteams worden gesteld. Ook kan het zijn dat de ontwikkeling naar meer transmurale samenwerking van invloed is geweest op deze toename.

Transitie consultatie

Het is een groot goed dat er in Nederland een telefonische-consultatievoorziening palliatieve zorg is. Met de toenemende complexiteit van zorg is de extra layer of support van specialistische deskundigheid blijvend nodig. Wel zien we dat de huidige telefonische voorziening niet helemaal meer aansluit bij de veranderingen in het zorglandschap. Inhoudelijke redenen door het veld zelf aangegeven zijn onder andere dat de huidige (telefonische) consultatie reactief is, dat er veelal laat wordt gebeld en dat andere (proactieve) vormen van inzet van de specialist nog onvoldoende in beeld en onvoldoende bekostigd zijn. Daarnaast is de huidige inzet gebaseerd op subsidiegeld, dat geen duurzame financiering is. Er is daarom een doorontwikkeling nodig om de expertise van deze gespecialiseerde zorgverleners gemakkelijker en eerder – transmuraal – in verschillende vormen te raadplegen en een betere verbinding tussen zorgvrager en consulent te creëren.
Voorjaar 2022 zijn enkele pilots gestart als onderdeel van die noodzakelijke doorontwikkeling. De eerste uitkomsten laten zien dat bijna alle pilots transmurale samenwerkingsafspraken nodig hebben over de muren van instellingen heen om proactieve inzet mogelijk te maken. Daarnaast willen bijna alle pilots een transmuraal samengestelde poule (team) van specialisten palliatieve zorg die laagdrempelig bereikbaar zijn voor vragen, meedenken, bedside-consultatie, telefonische consultatie etc . Sommige pilots denken aan een vorm die meer de begeleidingsfunctie van de patiënt raakt. Denk hierbij aan casemanagement, een coach of de inzet van een transmuraal verpleegkundige palliatieve zorg. Met het generalistische en specialistische veld in de lead ondersteunt PZNL deze ontwikkeling de komende jaren.
(Met dank aan Hetty Kazimier en Jeanette Hellendoorn, PZNL.)

Conclusie
De telefonische consultatie is in de loop van de tijd veranderd. Er werden meer telefonische consulten gehouden voor patiënten die opgenomen waren in het ziekenhuis en voor patiënten met een andere ziekte dan kanker in de afgelopen jaren. Deze trends zijn in lijn met de verschuiving naar meer transmurale palliatieve zorg waarbij verschillende disciplines en lijn overstijgend wordt samengewerkt.
Dit artikel is een samenvatting van het artikel ‘Trends in Palliative Care Telephone Consultation Support for Health Care Professionals: A Dutch Nationwide Registry between 2004 and 2019’ gepubliceerd in het Journal of Palliative Medicine (online publicatie 22-8-2022).

Literatuur

1.Hess S et al. Trends in specialized palliative care for non-cancer patients in Germany – Data from the National Hospice and Palliative Care Evaluation (HOPE). Eur J Intern Med. 2014; 25(2):187-92.

2.Schoenherr LA et al. Trends in Hospital-Based Specialty Palliative Care in the United States From 2013 to 2017. JAMA Netw Open. 2019;2(12):e1917043.

3.Gadoud A et al. Palliative care for non-cancer conditions in primary care: a time trend analysis in the UK (2009-2014). BMJ Support Palliat Care. 2019, 001833.

4.IKNL. Palliatieve zorg in beeld. Utrecht; 2014.

5.Etkind SN et al. How many people will need palliative care in 2040? Past trends, future projections and implications for services. BMC Med. 2017 May;18;15(1):102.

6.PaTz foundation. Landelijk overzicht PaTz-groepen per provincie, 2021. www.​patz.​nu/​overzicht-patz-groepen, zoeken op ‘Overzicht PaTz-groepen per provincie’.

7.Stichting Oncologische Samenwerking (SONCOS). Multidisciplinaire normering Oncologische zorg in Nederland – SONCOS normeringsrapport versie 2 (2014). www.​soncos.​org.

8.Brinkman-Stoppelenburg A et al. Palliative care in Dutch hospitals: a rapid increase in the number of expert teams, a limited number of referrals. BMC Health Serv Res.2016;16(1):518.

Rolf Snijders is junior onderzoeker bij IKNL.